Theoretisch kader

Zoals hiervoor in de aanleiding voor de studiereis genoemd, zijn de drie domeinen Leren, Geloven en Leven van het schoolconcept van Greijdanus gebaseerd op de drie dimensies van onderwijs die Gert Biesta (2012) beschrijft: kwalificatie, socialisatie en subjectivering. Daarmee stelt Biesta het betekenisgevende en relationele karakter van het onderwijs centraal in plaats van de kwaliteit of effectiviteit van onderwijs. De bedoeling van onderwijs is de vorming van jonge mensen tot mensen die zelfstandig verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun leven en hun plek in de samenleving. Deze bedoeling herkennen we in de
onderwijsvisie van het Greijdanus en het Curriculum for Excellence in Schotland.

Ten aanzien van de kwalificatiefunctie van het onderwijs geeft Biesta aan dat het hierbij vooral gaat om het aanleren van kennis, vaardigheden en begrip. Verder hoort hier ook bij het aan kinderen, jongeren en volwassenen bijbrengen van vaardigheden om te kunnen oordelen en onderscheiden en hen in staat stellen ‘iets te doen’. Dit ‘iets doen’ impliceert actie en Deakin stelt dat effectieve menselijke acties in de wereld voortkomen uit ‘competentie’. Competentie is volgens Deakin een complexe combinatie van kennis, vaardigheden, begrip, waarden, attitudes en een verlangen die leiden tot acties (Deakin, 2008). Biesta meent dat de kwalificatiefunctie een van de belangrijkste functies van het onderwijs. Kwalificatie is kortgezegd het toerusten voor een leven in de wereld (Biesta, 2022).

De socialisatiefunctie van het onderwijs houdt volgens Biesta in dat het onderwijs individuen tot bestaande manieren van handelen en zijn brengt (Biesta, 2012). We worden bij socialisatie deel van ‘ordes’, oftewel een groep mensen die gebonden zijn aan dezelfde regels. Deze groepen kunnen sociaal, cultureel of politiek bepaald zijn. Soms wordt socialisatie actief nagestreefd, bijvoorbeeld waar het gaat om overdracht van bepaalde normen en waarden, of om het in stand houden van bepaalde culturele of religieuze traditie (Biesta, 2012). Socialisatie komt volgens Biesta vaak aan de orde wanneer er vragen zijn over het gedrag van jongeren, waarna zaken als waardenopvoeding, karaktervorming, burgerschapsonderwijs bijvoorbeeld op de agenda van het onderwijs worden gezet.

Als laatste van de drie door Biesta geformuleerde functies komt subjectivering aan de orde. Aan deze derde functie wordt door Biesta zelf een aantal verschillende synoniemen meegegeven: subjectificatie, subjectvorming, persoonsvorming of subjectwording. Het is het
tegenovergestelde van de socialisatiefunctie. Bij subjectivering staat de vorming van de persoon centraal onafhankelijk van de ordes en tradities waarin hij opgroeit. Deze functie van het onderwijs is erop gericht om de nieuwe generatie een eerlijke kans op hun eigen subject- zijn te geven en om zich te leren verhouden tot de tradities. Bij subjectificatie gaat het om de menselijke vrijheid om te handelen of niet te handelen vanuit zelfverantwoordelijkheid. (Biesta, 2022). Het inhoud-gerelateerd leren wordt pedagogisch relevant als het ruimte biedt voor de subjectificatie van de lerende.

Volgens Biesta kunnen de drie functies van onderwijs het beste worden gezien in de vorm van een Venn-diagram, als drie gedeeltelijk overlappende gebieden (Biesta, 2012).

 

Werkend aan een van de gebieden van het onderwijs zal dat altijd in relatie tot de andere gebieden zijn. Priestly en Humes plaatsen hier voor wat betreft het CfE een kanttekening bij. Onduidelijk is of de drie doeldomeinen ten grondslag liggen aan de vier capaciteiten van het CfE: succesvolle lerenden (successful learners), personen met zelfvertrouwen (confident individuals), verantwoordelijke burgers (responsible citizens) en effectieve participanten (effective contributors). De vier capaciteiten gaan niet verder dan een set van algemene principes en er is geen poging gedaan om naar de onderliggende doelen van onderwijs te kijken. In de verschillende documenten worden grote filosofische en sociologische kwesties nauwelijks genoemd die volgens Lawton (1975) een belangrijke precursor voor een curriculum zijn. Biesta herkent dus drie functies van het onderwijs. De relatie en balans tussen de verschillende gebieden van het CfE is niet onderzocht, maar wel herkenbaar, volgens Priestley en Humes. Zij herkennen dat de vier capaciteiten van het CfE wel richting het articuleren van onderwijs als subjectivicatie neigen, maar anderen zien de rol van onderwijs als aanjager van toekomstig economisch succes (Priestley and Humes, 2010).